Zoeken naar Puk: de
stand van zaken
Kies uit: |
![]() |
Schrijvers die een op de werkelijkheid gebaseerde roman schrijven, gaan vaak met de werkelijkheid aan de haal. Dat mogen ze en het wordt alleen irritant, wanneer zij buiten de context van hun roman beweren dat "alles waar is".
In het voorwoord van De Artapappa's zegt Schuil het verhaal van Puk zelf te hebben vernomen. Dat kan natuurlijk een verdichtsel zijn. Schuil zou het even goed uit een andere, meer prozaïsche bron kunnen hebben. Als je naar de bronnen kijkt (zie elders op deze site), dan zie je bijvoorbeeld dat juist tussen 1897 en 1905 (de tijd dat Schuil zelf in Indië was) in de Nederlands-Indische pers veel werd geschreven over de Ashanti-prinsen. Schuil was zelfs gedurende enige tijd gelegerd op een steenworp afstand van het verblijf van Aquasi Boachi. Toch zijn er goede redenen om aan te nemen dat hij het verhaal inderdaad heeft vernomen van iemand die als leerling op de kostschool van Van Moock de prinsen heeft gekend.
In de eerste plaats heeft Schuil dit zelf verklaard in het radio-interview dat in 1955 van hem werd afgenomen door Marijke van Raephorst ter gelegenheid van de eerste kinderboekenweek. Nu ja, "interview", Schuil had vraag en antwoord volledig zelf uitgeschreven en zo is het de ether ingegaan. Het interview zelf is niet bewaard gebleven, maar zijn geschreven versie is te vinden in de archieven van zijn uitgever Becht. Over de ontstaansgeschiedenis van De Artapappa's schrijft Schuil als antwoord op de door hem zelf bedachte vraag "En uw andere boeken? U hebt er, meen ik, toch zès geschreven? ":
"Ja, de Artapappa's kwamen spoedig na de eerste wereldoorlog uit. Met dat boek had ik eigenlijk al lang rondgelopen. Een vriend van mij, een controleur, had mij op Borneo verteld van zijn twee kaffervrienden, die met hem in Delft op school hadden gegaan. En ik heb steeds gevoeld dat in die - soms ontroerende - verhalen, prachtige stof voor een jongensboek lag, zowel komisch als tragisch."
In 1955 werd Schuil ook geïnterviewd door de Leeuwarder Courant (12 maart 1955), omdat hij toen 80 zou worden. Over De Artapappa's wordt de volgende uitspraak opgetekend:
"De Katjangs en Rob en de stroper zijn fantasieverhalen. Maar De Artapappa's is weer 'n boek, dat op de werkelijkheid is afgestemd. Eén van die jongens is indertijd als protégé van Kruger naar Nederland gestuurd. Het is spijtig genoeg een jammerlijke mislukking geworden".
Zou dit tweede interview een getrouwe weergave zijn van wat besproken is? Het lijkt niet erg waarschijnlijk, want waarom zou Schuil refereren aan een gebeurtenis die nooit heeft plaatsgevonden? Van een protégé van Kruger die naar Nederland is gestuurd, zwijgt de geschiedenis immers.
Deze tweede uitspraak legt in samenhang met het eerste citaat wel bloot, dat Schuil echt meende dat Paul en Bloemhof uit Zuid-Afrika afkomstig waren.
En dat leidt naar het tweede argument voor het bestaan van Puk, namelijk dat de fouten die Schuil maakt prima zijn terug te voeren op de beleving van iemand die zelf zo'n 13 jaar oud was toen hij het allemaal meemaakte.
In de eerste plaats valt te wijzen op de verwisseling van de leeftijden van de prinsen. In werkelijkheid neemt iedereen aan dat Aquasi ouder was dan Quame, maar bij Schuil is Bloemhof de oudste van de twee. Maar kennelijk zag Quame er ouder uit, want ook Wijnbeek (zie elders op deze site) meende in 1838 dat hij ouder was dan Aquasi! Dat kan in de beleving van een leeftijdgenoot dus ook heel goed het geval zijn geweest.
In de tweede plaats is er de relatie die met de Zulu's (kaffers) uit Zuid-Afrika wordt gelegd. In werkelijkheid kwamen de prinsen uit Goudkust (Ghana), maar wat weet een jongen van 13 jaar in de eerste helft van de 19de eeuw nu van Afrika? De Nederlandse bezittingen in Ghana werden kort na de komst van de prinsen verkocht aan Engeland en Nederland had daardoor de sterkste band met de nazaten van de eigen kolonisten in en rond Transvaal. De link is dan gauw gelegd.
In de derde plaats is opmerkelijk dat ook Schuil (evenals Japin) meent dat de kostschool werd geleid door een echtpaar, terwijl het in werkelijkheid broer en zus waren. Dat soort subtiliteiten ontgaan jongens van 13, die beiden moeten aanspreken met "meneer van Moock" respectievelijk "mevrouw van Moock".
Kortom, de hypothese dat Puk heeft bestaan is vooralsnog sterker dan het tegendeel. Van Puk weten we daarom met redelijke mate van zekerheid:
- dat hij bij de Ashantijnse prinsen op school heeft gezeten in Delft ergens tussen 1837 en 1843;
- dat hij tussen 1897 en 1905 in Nederlands-Indië was, vermoedelijk als koloniaal ambtenaar.
Henk van Gelder schrijft in 't Is een bijzonder kind, dat is ie (kinderboekenschrijvers van toen), De Gooise Uitgeverij, Bussum 1980, p. 88, dat Puk Gonzales heette. Van Gelder is tegenwoordig journalist bij het NRC. Op de vraag wat zijn bron was voor deze mededeling, moest hij het antwoord schuldig blijven (vertrouw dus nooit wat er in de NRC staat). Uit het interview dat in 1955 van Schuil werd afgenomen, weten we dat Puk controleur kan zijn geweest op Borneo. Hij moet dus voor het toenmalige Ministerie van Koloniën hebben gewerkt. De archieven van dat ministerie zijn te vinden in het Nationaal Archief. Volgens het Nationaal Archief hebben er bij het Ministerie van Koloniën drie Gonzalessen gewerkt.
1) JRJ Gonzales (band A 943, folio 651) komt niet in aanmerking, want die wordt voor het eerst op 26 april 1911 benoemd als telegraafonderopzichter bj de PTT-dienst.
2) JAF Gonzales, band A 918, folio 304, was als gewezen klerk op het policiekantoor te Semarang, volgens Javacourant 1879, nr 53, eervol uit 's lands dienst ontslagen. Hij was dus al vertrokken toen Schuil nog maar 4 jaar oud was.
3) Joseph Antonius Francois Gonzales was eerst klerk op het assistent-residentiekantoor te Kendal. Volgens Javacrt 1903-25 werd hij benoemd tot commies op het residentiekantoor te Pasoeroean (Java) op f 200 's maands, uit welke betrekking hij in hetzelfde jaar eervol werd ontslagen. Volgens Javacourant 1905-102 werd hij benoemd tot commies op het bureau van de assistent-resident van politie te Makasser. In 1910 wordt hij dan commies op hetzelfde bureau. Hij gaat in 1914 met pensioen, maar blijft toch werken, want in 1928 zit hij weer op een kantoor in Weltevreden. Hij is overleden te Makasser op 29 mei 1931. Deze Gonzales is dus nooit controleur geweest, heeft geen functie vervuld op Borneo en is bovendien hoogstwaarschijnlijk te jong.
Als Puk heeft bestaan, zat hij op de kostschool van Van Moock ergens tussen 1837 en 1843. Helaas bestaan er volgens de archivarissen van het Regionaal Historisch Centrum in Delft geen archieven meer van Van Moock (maar wellicht is er nog een ver familielid? bijvoorbeeld in Coevorden...?). Door een ongelofelijk toeval weten we toch exact wie er in 1839 op die kostschool zaten. Dat jaar werd er namelijk in Delft een volkstelling gehouden. Daardoor weten we precies wie er toen op de Oude Delft 480 woonden en wat hij of zij daar deed. Door de slechte leesbaarheid van het document moet hier en daar wel een voorbehoud worden gemaakt. Hieronder volgt de volledige lijst, want iedere naam kan leiden naar een achterachterachterkleinkind en die doos op zolder, waarin de oude brieven worden bewaard, waarin over Puk en Bloemhof wordt gesproken.
De gegevens zijn weergegeven zoals die zijn opgenomen in de bevolkingsadministratie. Daar kunnen fouten in zitten. Bedenk maar eens hoe dat gegaan moet zijn. Er komt een ambtenaar van de gemeente, die aanschelt op de Oude Delft 480. Grietje snelt naar de voordeur en doet beleefd open. Ze gaat even kijken of meneer er is. Ja, meneer kan de ambtenaar ontvangen, die vervolgens de werkkamer van Van Moock betreedt. Van Moock pakt het boek met alle kostjongens erbij en geeft alle namen door. Maar Van Moock heeft door zijn voortdurende werk aan zijn monumentale woordenboek een Franse tick opgelopen, waardoor hij alle namen, zelfs die van zijn eigen kinderen, verfranst. Het kan dus goed zijn dat de Guillaumes uit de volkstellingsadministratie in werkelijkheid gewone Willemen waren!
In deze volgorde staat het volgende geregistreerd ten aanzien van de - zonder uitzondering protestante - bewoners van de Oude Delft 480 in 1839 (de losse vraagtekens staan voor onleesbare woorden of getallen):
Naam
Geboren Burgerlijke Beroep
Opmerkingen
staat
_________________________________________________________________________________________
1. Simon
Johan Matthijs ? 1771
Weduwnaar Instituteur
1849 van Nerum
van Moock
1740 Openb. Leeszaal
2. Antonie
Guillaume Delft
1808
Jongman
van Moock
3. Frederika
Elisabeth ? Delft 1806
Jonge dochter
van Moock
4. Catharina
Geertruida Delft 1811
Jonge dochter
van Moock
5. Henrietta
Albertina Delft
1813
Jonge dochter
Johanna van Moock,
Delft 1813, JD, PR
6. Georg
August
Geertruidenberg Jongman
Secondant
Sutherland
1810
7. Adriana
Elisabeth Delft
1809
Jonge dochter Dienstbode
van Schie
8. Alida
Catha (afk.)
Delft 1813
Jonge dochter Dienstbode
van Egmond
9. Sophia
Wilha (afk.) ? 1769
Jonge dochter
Inwonende
van Moock
10. Adriaan
(?)
Honde-
Jongman
Ouders of Voogden woonachtig
Pijnacker Hordijk
holsedijk (?) 1823
te Hondeholsedijk (?)
11. Alfred
Maas
Schaarsbeek Jongman
Ouders of Voogden woonachtig
1823
te Vlaardingen
12. Gerrit
Johan
Naaldwijk 1824 Jongman
Ouders of Voogden woonachtig
van der Roer
te Naaldwijk
13. Henri
von Michalofski Kumon - Java (?) Jongman
Ouders of Voogden woonachtig
1824
te Kumon - Java (?)
14. Antoine
Guillaume Monnickendam
Jongman
Ouders of voogden woonachtig
Marie Moreau
1824
te Ameland
15. Frederik
Sterk
Goes 1825
Jongman
Ouders of Voogden woonachtig
te Goes
16. Emmanuel
Reeser Monster 1827
Jongman
Ouders of Voogden woonachtig
te Monster
17. Burchard
Jean Batavia
1827 Jongman
Ouders of voogden woonachtig
Gerard Elias
te SHage (='s-Gravenhage?)
18. Johan Robbert
Maka? 1827 Jongman
Ouders of Voogden woonachtig
Cuthbertson Borger
te Riouw
19. Prins
Kwassi Boachi Commassie
Jongman
Ouders of Voogden woonachtig
1828
te Commassie (bijgeschreven:
(Koemasi)) hoofdplaats van het
Koningrijk Ashanta
(bijgeschreven: Ghana)
[met een accolade
verbonden met 20, daarvoor is in de kantlijn bijgeschreven: 2 neven]
20. Prins
Kwamina
Commassie Jongman
Ouders of Voogden woonachtig
Pokoo
1828
te Commassie
[voor de naam is later
een kruisje geplaatst, x]
21. Karel
Frederik
Passaroeang Jongman
Ouders of Voogden woonachtig
Goedkoop
1828
te Passaroeang
22. Willem
Theodorus 's-Gravenhage
Jongman
Ouders of Voogden woonachtig
Hendrik Vrijdag Lijnen
1828
te SHage (='s-Gravenhage)
23. Charles
Johan Louis Sumanap 1828 Jongman
Ouders of Voogden woonachtig
Goldman
te Riouw
24. Cornelis
Willem Riouw
1829 Jongman
Ouders of Voogden woonachtig
Waldbecken (?)
te Riouw
25. Henri
Alexander
Batavia 1829 Jongman
Ouders of Voogden woonachtig
Elias te
SHage (='s-Gravenhage)
26. Willem
van
Samarang 1829 Jongman
Ouders of Voogden woonachtig
Blommestein
te Samarang
27. Johannes
van Samarang
1829 Jongman
Ouders of Voogden woonachtig
Blommestein te
Samarang
Voor de interpretatie van deze gegevens zij bedacht dat de geboortejaren er later met de hand zijn bijgeschreven. Die geboortejaren zijn kennelijk berekend door de wel vermelde leeftijd af te trekken van het jaar 1839. Bij de Ashantijnse prinsen staat dus de leeftijd "11" vermeld.